Volkskunde van Curacao, Aruba en Bonaire

Paul Brenneker

Indianen


Door: Paul Brenneker  | Publicatiedatum: SAMBUMBU Deel 1
Indianen


Omtrent de aard en levenswijze van de indianen, die na de ontdekking op Curaçao bleven wonen, weet de overlevering bar weinig te vertellen. Wat er na het vele vertrekken naar de overkant overbleef, was een klein aantal. Evident is wel dat de zwarten bang waren voor deze inheemsen, en dat men aanvankelijk ieder contact vermeed. Later ging dit restant in de zwarte bevolking op.

Een oude vrouw zegt: ‘Mijn grootmoeder was zelf een indiaanse, maar geen echte, ze was een bastaard-indiaanse. Die indianen van vroeger vochten veel, droegen lange haren en trokken elkaar aan de haren. Ze aten andere indianen op, als ze er ruzie mee hadden. Zo hebben ze mij over indianen verteld.’ En een oude man herinnert zich nog wat zijn grootvader hem over indianen vertelde: ‘Ze schoten op mensen met pijlen en aten ze op.’ Een andere vrouw drukte zich zo uit, om aan te geven, dat indianen alleen eigen volk opaten en geen ander ras: ‘Nan mes cu otro sa come otro’, eigen mensen aten elkaar op.

Volgens een verhaal van een 93-jarige bezat de eigenaar van Porto Marie twee indianenkinderen om in huis te werken, maar hij durfde er nooit boos op te worden, hij was bang ‘want indianen zijn menseneters, ta comedo di hende nan ta’.

Ze zouden snoeren van boonchi macura om de hals hebben gedragen als sieraad. Namen van twee achtergebleven indianen van Santa Barbara zijn: Djosó en Eni.

Een vrouw van 84 met een uitgesproken indianenuiterlijk, vertelt: ‘Mijn grootvader was een indiaan. Veel weet ik niet meer van hem, maar één ding heb ik goed onthouden: hij had zo’n lange haren, dat hij ze om zijn middel vastbond.’
Behalve volgens de wetenschap zijn ook volgens de overlevering de woonplaatsen van indianen te herkennen aan grote hoeveelheden schelpen die ergens niet thuishoren. De indiaan verried blijkbaar niet graag zijn landingsplaats en nam de schelpdieren mee naar zijn hut, waar hij ze brak om er het voedsel uit te halen. De negerbevolking heeft de gewoonte om de schelpen aan het strand stuk te slaan en alleen het eetbare deel mee te nemen.

Om maar eens een paar plaatsen op te noemen: Gaito, aan de Schottegatweg. Op het terrein achter het mooie landhuis liggen de schelpen voor het oprapen. En op het deel dat nu door de havenweg is ingenomen, lag een loopput, dat is een put met een spleetvormige toegang, waardoor je kon afdalen tot het water. Nog lang heeft hier een dorp gelegen.

Dan Sint Joris, Santa Barbara, Brakke-put, Zuurzak, Scherpenheuvel, Jan Tiel. Aan de voet van de steile oostkant van de Blandán, in Klein Sint Michiel, vormen stukgeslagen schelpen een dikke laag. De plaats die de kaart De Savaan noemt, heet in de volksmond Ana Martina. Maar volgens de oude wijze Wawa heette deze streek in zijn jeugd Sabana di Indjan. Daar moet een indianendorp hebben gelegen; je vindt er scherven van urnen en schelpen, coi laman i rikla.
Op San Juan is al eens door vaklui gegraven en met succes. Men noemt er Tera Pretu, Flak, Florida, ten oosten van Tera Pretu, dichtbij Patanja; en ook de heuvel die San Juan met Cas Abao gemeen heeft, ten noordoosten van Lekesí; en deze berg heette vroeger Seru di Indjan.

Woonplaatsen van indianen zijn verder nog het uiterste westen van de plantage Brievengat. Daar wonen nu nog mensen met een sterk indiaans uiterlijk; er zijn potten van indiaanse makelij weggehaald en er liggen veel scherven. Het dorp dat hier lag, heette Rancho en lag op het deel van het terrein dat Poster genoemd werd. Toen …

Om de volledige tekst te kunnen lezen dient u een gratis account aan te maken.