Geboorte
|
|
‘Sommige vrouwen kunnen niet tegen de pil, haar baarmoeder wordt erdoor aangetast, maar ze zeggen er niets van totdat het erg wordt. Wij die vroeger na een bevalling aftreksels van kruiden dronken, zijn veel gezonder dan de jeugd van tegenwoordig.’ (B2375)
‘Zwangere vrouwen eten zand, stijfsel en blauwsel.’
‘Het is niet zó vreemd dat zwangere vrouwen zand eten, zowat alles komt uit de grond en eenmaal gaan we erin terug.’
‘Dat zwangere vrouwen zand eten komt omdat het kind ernaar verlangt; ze eten dan bij voorbaat zwart zand; sommigen eten houtskool of stijfsel.’
‘Er zijn ook… lees verder »
|
|
Geld
|
|
‘Eertijds metselde men, bij het bouwen van een huis, in iedere hoek een gulden, opdat in deze woning nooit gebrek aan geld zou heersen. Groef je een beerput, dan moest er een geit of haan worden geslacht, en het bloed moest in de put druipen; anders zou iemand in huis sterven. Onder de drempel van voor- en achterdeur legde men halve centen.’ (B1587)
De versneden halve guldens, driekantjes, heetten destijds jotin cortá, maar stonden niet erg in aanzien; ze werden Afrikaanse munten genoemd, placa africano.
‘Mijn vrouw kan niet lezen of schrijven, ze is alleen maar naar de… lees verder »
|
|
Geboorte
|
|
Een vrouw beweert: ‘Of iemand zwanger is, hoeft niemand mij te vertellen. Ik zie het meteen, maar kan niet uitleggen waaraan.’
‘Vroeger, als je zwanger was en je lichaam werd te stijf, dan waste je je buik met blauwe zeep om de irritatie te verdrijven, of je wreef hem in met slaolie. De ouden zeiden dat dan het kind in de buik eveneens van die verlichting profiteerde.
Kadushi eten gaf je een gemakkelijke bevalling, want dat maakt de binnenkant van het lichaam slap en glad, zodat het kind vlot ter wereld komt. Oude vroedvrouwen hielpen de moeders met… lees verder »
|
|
Dood
|
|
Namen van personen en plaatsen in dit hoofdstuk zijn fictief.
‘Ik ben bang voor een kerkhof, bang dat de geesten mij iets zullen doen. Nooit zou ik er ’s avonds binnen durven gaan. Maar mensen die er vlakbij wonen zeggen dat er geen beter gezelschap bestaat dan dat van doden.’ Dit is de opinie van een jonge vrouw.
‘Ik heb horen zeggen dat doodgravers goed betaald worden voor verschillende karweitjes, vooral voor het begraven van allerlei dingen op een plaats waar pas iemand begraven is.’
‘Op het kerkhof van Santa Maria werd jaren geleden eens een kind… lees verder »
|
|
Dood
|
|
Bij een overlijdensbezoek brengen vooral familie en kennissen kaarsen mee. Het zijn lange stearinekaarsen, bela di permuset. En die moeten allemaal minstens even branden bij het lijk. Eerst worden die van een oudste zoon of echtgenoot opgestoken, later de anderen. De grote voorraad kaarsen die overblijft na de begrafenis wordt gedeeltelijk meegegeven aan hen die de acht dagen komen bidden, met het verzoek ook thuis nog de overledene te gedenken. Een gedeelte bewaart men, waarvan ook een partij naar de kerk gaat voor de mis tot zielerust van de overledene. Dodekaarsen worden nooit gebruikt om voor heiligen te branden. Ook… lees verder »
|
|
Tijd
|
|
De natuur fungeerde vroeger als klok. De haan was de meest gebruikte wekker. Iedere haan heeft zijn vaste uur om te kraaien. En om vijf uur in de morgen kraaien alle hanen van heel de buurt samen. Een ezel balkt om twaalf en een uur, dag en nacht. In de avond heeft ieder uur een bepaalde windsterkte. Arbeiders staken een stokje in de grond en lazen van de schaduw precies de tijden af.
Op Bandariba leefde een man, die trouw iedere zondagmorgen op een hoorn de tijd aangaf om op te staan voor de vroegmis. Ver in de omtrek… lees verder »
|
|
Dood
|
|
Dat ieder mens moet sterven, staat in zijn handen geschreven, zo zegt men. In iedere handpalm staat een M; en MM betekent mester muri, moet sterven.
Ware doodsangst komt op deze eilanden praktisch niet voor. Men praat gemakkelijk over dood en sterven. Het niet tot de schuldcultuur behoren is zeker debet aan deze houding. Men gelooft dat de afrekening met een oneindig goede God wel zal meevallen. Vroeger schafte men zich soms reeds tijdens zijn leven een doodskist aan. Ik zag er eens een liggen op de balken van een klein huisje. De man gaf de verklaring. Twee begrafenisfondsen hadden… lees verder »
|
|
Werk
|
|
De Curaçaose arbeider houdt in het algemeen niet van regelmatig werken. Het wordt door de meesten als dwang aangevoeld, ook al doen ze het toch, om aan een boterham te komen.
Veelvuldig komt het voor, dat iemand een goed betaalde vaste job opgeeft en gaat werken voor aanmerkelijk minder geld, maar met meer vrijheid.
Deze houding is ongetwijfeld voor een deel een trauma van de slavernij.
Tweehonderd jaar dwangarbeid heeft het werken in discrediet gebracht.
Luiheid is zeker geen fout van het ras. Integendeel, juist om zijn fenomenale kracht en uithoudingsvermogen is eens de zwarte arbeider vanuit Afrika… lees verder »
|
|