Eten
|
|
Om brood te bakken in een oven, stookt men deze met houtskool. Is heel de oven van binnen heet, dan haalt men met een chapi het houtskoolvuur eruit, reinigt hem vlug met een dweil aan een stok en schuift het brood erin. In een paar minuten is het gebakken, de bakker ruikt het. De oven blijft nog uren lang heet en wordt dan nog gebruikt om water te koken of eten te verwarmen.
Het broodje pam frances was vroeger langer en voor het bakken werd er een vers reepje van een palmblad op gelegd, dat er een speciaal aroma… lees verder »
|
|
Huis
|
|
Op plaatsen waar geen grote stenen voorhanden waren om een fundament te leggen voor een huis, kocht men ze. Tjodó van Plantersrust ventte met een karretje vol stenen tot in Santa Maria, Moonchi en Panchi Pretu.
‘De grond waarop ik mijn huis heb staan is erfpacht, die kostte toen ik trouwde anderhalve gulden per jaar, nu 85 gulden’, zegt Rosa van 78 jaar.
‘Een huis of schuur mag je nooit groter maken aan de westkant, no rek cas pabao, anders zal iemand van de bewoners sterven.’
‘Als je een huis bouwt en je zou er aan de… lees verder »
|
|
Kleding
|
|
‘Oudtijds droeg de man sambarcu’s onder het werk en voor de rest van de dag alpargata’s, ook als hij door de week een vriend bezocht, zelfs als hij door de week een keer naar de kerk ging. Op grote feestdagen deed hij schoenen aan om naar de kerk te gaan. Was de eigenaar van een plantage overleden, dan droegen de mannen, die dat hadden, een hoge hoed en een pandjesjas en hielden een stok in de hand; zo ook bij het trouwen.’ (B1034)
‘Als kleren veel spikkeltjes krijgen, piespies of reenboog, dan moet je ze een tijdlang in melk… lees verder »
|
|
Knoek
|
|
De erosie van het land kun je tegengaan door lage dammen van stenen, faha genaamd, of ook wel door rijen aloë te planten; deze laten het water door maar houden het zand tegen.
Een verhoog van teelaarde, bodogo, werd vroeger bij voorbaat vervaardigd van een dikke laag cocosbuitenbasten.
Om mango’s of mispels van hoge bomen te plukken, gebruikt men een zeer lange stok met een rond platje waarin aan de rand houtjes of spijkers steken; zo vallen de vruchten niet kapot; het apparaat heet man sushi, vuile hand. Een lange stok met weerhaak om vruchten van cactussen te… lees verder »
|
|
Toponumen
|
|
BONAIRE
Plantage Washington. Dichtbij de ingang ligt de berg Casá di Kunda, op de kaart abusievelijk aangegeven als Kasikoenda. Daar werkte de man van Kunda. De berg noordwestelijk daarvan heet Piedra Piedra, Veel Stenen, een duidelijke naam. In Salinja Mathijs is Mathijs met paard en al in de modder verdwenen, zegt men. Een bekend boemanverhaal voor alle gevaarlijke salinja’s. Noordwestelijk van deze salinja ligt de plaats San Wan Nenga Tutu, Sint Jan weigert de Hutspot.
Op Sint Jansdag gingen de arbeiders in staking, omdat het eten niet goed was. Ze hadden de avond tevoren gefeest. Aan de zee… lees verder »
|
|
Toponumen
|
|
ACTUAL is een plaats ten w. van Montanja, ten o. van Lang Leven. Betekent: tegenwoordig; ook geschreven: Etoile, Etual.
ALTAGOMS is een andere naam voor Dak di Parasol. Betekent: octogoon, achthoek. ALTENA is een andere naam voor Cornet.
AMSTERDAM is een plaats ten n.w. van Santa Rosa.
ARRARAT (2) is een andere naam voor Urdal.
ASCENSION is een grote plantage aan de n.o. kust, ten z. van Patrick. In de volksmond: Shenshón.
ASIÉNTO is een plaats ten n. van het Schottegat. Was eens plantage en slavendepot. Nu Shell-grond. In de volksmond: Sjento. Ook geschreven: Assiento (1862).
ASIÉNTO (2) is een… lees verder »
|
|
Toponumen
|
|
De geboren Curaçaoënaar noemt zijn eiland Corsou, en zichzelf jiu di Corsou, samengetrokken tot jiu ’i Corsou. De officiële benaming van het eiland is Curaçao. Herkomst van deze naam is volkomen onbekend. Evenmin weet men iets zekers te vertellen over Aruba en Bonaire. Aruba wordt in het dagelijks spreken verkort tot Ruba en de Bonairiaan noemt zijn eiland Boneiroe.
Curaçao heette in de mond van de eerst aangekomen slaven Jôbô, (de o van hok). Zo weten nu nog zeer oude mensen te vertellen. Ook in liederen van zeer oude datum wordt gesproken van Tera di Jôbô, het eiland van… lees verder »
|
|
Huis
|
|
Een huis dient in deze streken meer als schutplaats tegen zon, regen, inkijk, ongedierte en boze geesten, dan juist als woongelegenheid. Het dagelijks leven speelt zich, ook thans nog in de buitendistricten, vooral af in de buitenlucht, in de schaduw van het huis, onder een boom, onder een afdak. In feite echter zijn de meeste mensen zo ver, dat zij op het ogenblik een huis bezitten, dat in Europese trant is opgetrokken. De een doet het, de ander kan niet achterblijven. Maar er moet toch een grote tegenstand worden overwonnen om het nieuwe huis te betrekken. Iets wat wel zeer… lees verder »
|
|
Huisraad
|
|
De manier van weleer om vuur te maken was de tondeldoos, sacadó genaamd, of ook wel cachu di candela, vuurhoorn. De hoorn van een kalf werd opgevuld met de wattenachtige vezeltjes van de meloencactus. Met een stuk vijl, of met een speciaal daarvoor gesmeed slagijzer, rabón, sloeg men uit een vuursteen een vonk, die de vulling aanstak en deed gloeien. Het horentje werd met een Ieren dekseltje afgesloten, en met de opening naar beneden aan de riem gedragen.
Een heel oude man kan zich nog herinneren in zijn jeugd gehoord te hebben, dat men vroeger vuur maakte door twee… lees verder »
|
|
Eten
|
|
Als men in de buitendistricten over maïsplanten spreekt, wordt zonder meer de kleine maïs, maishi chiki, bedoeld. Het is niet eens maïs, maar een soort gierst, die korrels voortbrengt, niet in kolven maar in pluimen. Hij is in twee maanden rijp en heeft het dubbele voordeel, dat hij jarenlang bewaard kan worden en dat hij zeer voedzaam is. Deze maïs is tientallen jaren, ja sinds mensenheugenis het hoofdbestanddeel van het volksvoedsel geweest.
De pluimen worden gedorst, de korrel gemalen en gekookt tot een brei, die foenchi heet. Onder het koken moet de brei worden geroerd en men gebruikt hiervoor… lees verder »
|
|
Geld
|
|
Voor de eerste levensbehoeften werd vroeger in de buitendistricten zelden geld uitgegeven. Iedereen plantte wat en hield er wat vee op na. Wie slachtte, deelde het vlees met buren en bekenden. Vis werd in eigen omgeving nooit verkocht, wel geruild voor maïs, pompoen, eieren of bonen. Coi laman no ta pa bende, wat uit de zee komt mag je niet verkopen. Wie zeker wilde zijn van een visje, ging naar het strand met een doosje lucifers of een gobi rum, als ruilmiddel.
Geld werd in de baúl bewaard, een grote houten koffer, twee tot drie keer ingepakt. Altijd droeg… lees verder »
|
|
Toponumen
|
|
Aardrijkskundige namen worden soms gegeven; in de regel ontstaan en groeien ze, zoals cactussen en kwi-bomen ontstaan en groeien. Wilt u de aardrijkskunde van Curaçao bestuderen, dan moet u er vooral op uittrekken, ver van de asfaltwegen af, en dan veel, heel veel praten met mensen, wier familie reeds sinds generaties in eenzelfde streek woont. Zij leren u de levende aardrijkskunde van het eiland. De officiële namen zijn te vinden in koopbrieven, kadasterarchieven en oude geschriften.
De straatnamen-commissie dateert niet van gisteren. Reeds op 15 oktober 1866 werd van overheidswege een commissie benoemd „Tot het opsporen van de namen… lees verder »
|
|