Volkskunde van Curacao, Aruba en Bonaire

Paul Brenneker

Slavernij


Door: Paul Brenneker  | Publicatiedatum: SAMBUMBU Deel 1
Slavernij


Alle pogingen ten spijt om de slavernij nogal zacht voor te stellen, door haar te vergelijken met landen waar het zeker harder toeging, vertelt de overlevering talloze verhalen, die er niet om liegen. Lijfstraffen werden geregeld toegediend en zelfs de doodstraf kwam voor. Ook bestonden er vaste gebruiken bij het onthoofden van een rebelse slaaf. Maar evenzeer is waar, dat niet alle slaven een ellendig leven hadden, dat niet allen werden geslagen en dat verschillende eigenaren tot op de dag van vandaag met naam bekend staan als beminde vaderfiguren. Daarenboven waren de straffen voor vrije burgers in die tijd voor onze gevoelens evenzeer meedogenloos en inhumaan.

Van de alleszins gematigde wetten omtrent kastijdingen kwam op de grote plantages in de buitendistricten niet veel terecht. Slagen werden soms met de watapana gegeven en wel met zo veel takken als het vastgestelde aantal slagen; zo kon de voorman, belast met de kastijdingen, nooit iets worden gemaakt. Hij heette bomba zutadó. In de regel echter sloeg men met de bullenpees en dat komt harder aan, daar deze het vlees openhaalt. De slaaf werd hiervoor op een soort ladder gebonden, ‘twee palen met dwarsstokken’, met armen en benen uiteen. Soms bond men hem aan een boom vast.

Op de grote plantages was de woensdag de vastgestelde dag voor de lijfstraffen. Dan moest toch iedereen op het appèl komen om zijn rantsoen te halen, djarazon ta dia di bati, dia di ransoen. Een oude man van Bandariba vertelt: ‘Mijn vader verhaalde ons, dat je hier op een paar honderd meter van Ronde Klip de slaven kon horen jammeren, als ze geslagen werden. Ze riepen dan: Enando, enando! Dat betekent: pordon.’

Een oude man vertelt: ‘Twee Franse slaven, Caló en Jerri, zouden op het strand worden onthoofd. Maar Caló ontkwam en vluchtte naar een heuvel in de nabijheid. Hij stelde zich verdekt op, om te zien wat er met Jerri zou gebeuren. Hij zag hoe men hem met een houwer het hoofd afkapte. Dat hoofd werd in een roeibootje meegenomen en op enige afstand van de kust in zee geworpen. En hij zong het lied: Ma livo to.’

Als zware straf gold voor de slaven, dat men ze dagenlang in een diepe put zonder water liet zitten; sommigen kwamen er niet levend uit. Voor de slaven van Koraal Specht lag zo’n put in het huidige Dominguito. Er loopt nu een weg overheen. De plantage die nu Blauw heet, had eertijds ook een strafput. In een aangrijpend lied zingt een moeder van acht kinderen, die door haar shon is veroordeeld tot de strafput, of haar vonnis niet kon worden veranderd. Ze stelt voor, haarzelf en al haar kinderen te verkopen. Dan kan ze later misschien nog zien wat er van hen terechtkomt. Ze vreest in de put te zullen sterven, (opn. 560).

De angst voor strenge straffen heeft menige slaaf tot zelfmoord gebracht. Zo had een slaaf van San Juan de vrachtdienst op de Punda. Hij trok er altijd met drie ezels op uit. Eens, op de terugtocht, gingen twee ezels ervandoor en hij zag geen kans ze terug te halen. Bedenkend, dat hem slaag wachtte, verviel hij tot wanhoop en benam zich het leven door in de put van Poz di Wanga te springen. Die put heette van toen af Ezelsput, Poz di Machu.

Een vrouw van 79 jaar ging er groots op van een sterk geslacht te zijn. ‘Mijn grootmoeder, Ma Nene, is 110 jaar geworden. Ze was een forse vrouw van hoge gestalte en slavin op Sint Michiel en Malpais. Haar werk was het tuchtigen van slaven. Bij …

Om de volledige tekst te kunnen lezen dient u een gratis account aan te maken.