Door: Paul Brenneker
| Publicatiedatum: SAMBUMBU Deel 1
Geschiedenis
Geschiedenisboeken melden de grote geschiedenis, wat er gebeurde met gouverneurs, leger en vloot en wat de vijanden deden. Hoe de eilandbewoners het stelden, de eigenlijke geschiedenis van een land of een volk, wordt niet of nauwelijks aangeroerd. Als men oude mensen hoort vertellen, dan geven zij vooral het relaas van het wel en wee van de kleine man, hoe men iedere dag leefde en wat in die kleine wereld de opvallende feiten waren.
Toch is er van deze ‘kleine geschiedenis’ ook wel het een en ander opgetekend en misschien wel meer dan menigeen denkt. Behalve de mondelinge overlevering van Pappa Jeffie, Wawa di Ana Martina, Om Wie en nog een lange reeks andere levende geschiedenisboeken, waren er enkele mensen die de feiten van iedere dag op schrift stelden.
De zoon van de eerste eigenaar van San Pedro tekende alles op in schriften. Hij zou naam gemaakt hebben, ware het niet dat een van zijn nazaten de documenten in een kast van zijn huis op Aruba had bewaard die bij een brand samen met heel de inboedel in vlammen zijn opgegaan. Er stonden ook gebruiken en gewoonten van de bevolking in en verhalen, die hij hoorde.
Op Bonde Klip werd alles wat de vitó hoorde en zag in een lijvig boek opgetekend, dat in het landhuis op een lessenaar lag. De laatste vitó vertelde mij, dat hijzelf nog in het boek het een en ander had opgetekend en dat erin te vinden was hoe de plaatsen aan hun naam kwamen, wat er werd gesmokkeld en waarom en hoeveel de slaven werden geslagen. Maar de laatste eigenaar hield van opruimen en verbrandde het boek samen met vermolmde meubels.
Op de meeste plantages werd vroeger een dagboek bijgehouden, waarin nauwkeurig alles werd opgetekend wat voorviel, wat gekocht en verkocht werd en zelfs de geruchten die de ronde deden. Bijna alle dagboeken zijn verloren gegaan, wat zeer te betreuren valt. Want het waren rijke bronnen van het leven van iedere dag op en om de plantage.
Van het dagboek van Koraal Specht is alleen het jaar 1868 overgebleven, geschreven door Daniël Specht, in de wandel Humán genaamd, zoon van de eerste eigenaar Daniël Specht. Het is een aantal schriften, tot boek ingenaaid en bevat 269 pagina’s keurig geschreven Nederlandse tekst. De kleinzoon van de schrijver bewaart het met zorg. Het begin luidt: ‘Dagboek van het voorgevallene gedurende het jaar 1868. Woensdag 1 January 1868. Bij den aanvang van dit jaar zal ik wederom, evenals bij vorige jaren, mijne aanteekeningen vervolgen van hetgeen successievelijk voorgevallen is bij elken dag.’
Ik zal in deze serie artikelen dikwijls het dagboek van Humán aanhalen als een belangrijke stem uit het verleden.
Het dagboek van Koraal Specht meldt op 12 oktober 1868 de verkaveling en verkoop van een groot stuk van Bonaire, dat door het ontbreken van slaven niet meer rendabel door het gouvernement kon worden geëxploiteerd. ‘Dezer dagen werden er verschillende gouvernementsgronden van gemeld eiland publiek verkocht, waardoor eenige handlangers en landbouwers in de gelegenheid geraakten om aldaar te kunnen werken, tot welk einde reeds eene menigte derwaarts zijn vertrokken.’
Boomschors is niet je materiaal om geschiedenis op te schrijven. Toch werd dat vroeger gedaan, zonder dat men enige notie van geschiedschrijving had. Feiten die de gemeenschap sterk beroerden, werden op een boom vastgelegd: ongelukken, moorden. Tekens en letters duidden op het voorgevallene. Zo bijvoorbeeld MT op een plaats waar een moord had plaats gehad, mata. En soms sneed men er ook nog het jaartal bij.
Een man, die ik erg oud schatte, vroeg ik in welk jaar hij …