Door: Paul Brenneker
| Publicatiedatum: SAMBUMBU Deel 6
Spirituele, Brua
Een jonge vrouw vertelt: ‘Uitdrukkelijk heb ik om een goede luá gevraagd, op Haïti. En die hebben ze mij gegeven. Ik heb erbij gezegd, dat ik hem geen geld kan offeren en in geen geval een kind wil geven in ruil voor zijn diensten. Ik offer hem geregeld rum op brood, dat ik buiten aan een boomtak ophang. Die luá leeft in mijn lichaam, vooral in mijn buik. Ik voel hem, hij trekt daar rond, en soms tekent hij zich af. Hij beschermt mij en geeft me een buitengewone kracht in gevaar. Gaat mijn man naar het werk, dan stuur ik hem mijn luá mee. Die moet hem behoeden tegen zijn ouders, die hem kwaad willen doen omdat ze tegen ons huwelijk zijn gekant. Om de luá te raadplegen of hem ergens heen te zenden, ga ik liggen, geheel ontkleed, en val in slaap. Zend ik hem ergens heen, dan verlaat hij mijn lichaam van onderen, terwijl ik buiten kennis ben. Je moet er geen spelletje van maken en hem voor niets wegsturen. Dan krijg je straf. En dat doet pijn. Heel de dag door voel je dan naalden en messen in je lijf. Ik zie erg op tegen deze straf. De vorige week nog gehad. Toen heb ik me laten overmeesteren door een andere geest, die een vijand op me af had gezonden. En dat kon omdat ik thuis alleen zat, en zonder luá.’
Een andere vrouw vertelt: ‘De volgende maand ga ik voor een week naar Haïti. Mijn jongste kind is nog niet papantserd, furá. Die twee anderen wel en ikzelf ook. Ik heb het brandmerk op mijn rug staan. Mij kan niets gebeuren. Voor vreemden kost dat veel geld, maar ik heb daar een tijd gewoond en ken de mensen. Mij kost het niet veel.’
‘Op Janabel woont een vrouw uit Haïti die geesten oproept. Ze drinkt eerst rum en begint dan iets te praten wat zij patois noemt. Dan bedekken ze haar met een wit laken en begint haar buik te zwellen. Ze leggen dan een kruisbeeld op die buik en dan begint die weer te slinken. Maar die vrouw heeft een blaas op haar buik onder dat laken, die ze opblaast en dat doet die buik opzwellen. Als ze er het kruis opleggen laat zij die blaas langzaam leeglopen. Dan verlaat de luá haar buik.’ (B1611)
Verhaal van een meisje dat in Haïti genezing zocht. ‘Met mijn zus ben ik naar Haïti geweest, nadat ik uit een inrichting ontslagen was. Ik voelde me altijd zenuwachtig. Een man die we kenden gaf me het adres. Hij schreef er een brief heen met wat ik mankeerde. Eerst kwam die man met enkele anderen om te bidden, maar ik werd niet beter. Toen ik daar aankwam hebben ze eerst met mij gepraat in het huis van een hungán in de bossen, niet in de stad. Ze zeiden mij in een week te zullen genezen. Ik verstond hun taal niet, wat ik zei werd door een man vertaald. We logeerden in een pension dat van hun was, we hoefden er niet extra voor te betalen. We moesten hun in het geheel vijf honderd gulden betalen. Voordat ze begonnen met genezen lieten ze ons alles zien om ons gerust te stellen. We waren er met meer mensen die genezen moesten worden. Ik was volstrekt niet bang, want ik wilde beter worden. De eerste avond gaven ze mij een pilletje gewikkeld in zilverpapier. Ik moest het inslikken en in mijn ontlasting later alleen het zilverpapier terugvinden. Wat ook gebeurde. Daarna wreef een vrouw mij in. Ik moest mij …