Volkskunde van Curacao, Aruba en Bonaire

Paul Brenneker

Natuur


Door: Paul Brenneker  | Publicatiedatum: SAMBUMBU Deel 1
Natuur


Het is met de aardrijkskunde op deze eilanden vreemd gesteld.

Door scholing weet men er meer van, maar de belangstelling ervoor is minder dan ooit. De benamingen van bergen en knoeken op het eigen eiland raken in vergetelheid.

Zeer oude mensen stellen zich de aarde nog voor als een platte koek. Toen ik eens uitleg vroeg van een kuil met een hoge heuvel zand ernaast, kreeg ik na enig aandringen te horen, dat men hier begonnen was een put te graven, maar niet verder was gekomen dan een meter of tien. Geen mens wilde meer in de put afdalen, want ze waren bang er doorheen te vallen: de gravers hadden de hanen in China al horen kraaien.

Buiten het eiland bestond vroeger in de fantasie slechts een kleine reeks andere landen: Venezuela, Cuba, Holland, en heel ver weg ergens Afrika. Alle vreemdelingen werden aangeduid met de term: hende di trai awa, mensen van de overkant van de zee. Een uitzondering maakten de zeilbootkapiteins. Die kenden heel het Caribische gebied uit het hoofd. Zich richtend op de sterren, bezochten ze alle eilanden. Eens zou een Bonairiaanse kapitein naar Saba vertrekken, maar het eiland verscheen niet. Na twee dagen verder varen, wist hij dat hij het had gemist en koerste prompt terug naar het zuiden, tot Venezuela. Vandaar voer hij weer naar het noorden en kwam op Saba.

Van de oude garde kende niemand zijn eigen land zo goed als Willems van Gora. Van Watamula tot Cabez di Tera kende hij alle knoeken, bergen, rooien, putten en boca’s en wist hoe zij aan hun naam kwamen.

Een oude man was wel zo ver dat hij zich de wereld als een draaiende bol voorstelde. Maar volgens hem zaten wij ’s nachts onder en overdag boven. En dat is de reden, dat je je ’s avonds moe gaat voelen en dat de mensen ’s nachts slapen en overdag werken.

Voorzichtig vragend of bergen en rotsen ook tot de levende natuur behoren, kreeg ik spontaan ten antwoord: ‘Natuurlijk groeien bergen en stenen, als het maar regent. Dacht u van niet?’

Verrassend was de overpeinzing van een man, die de sterke wind van de laatste dagen toeschreef aan de zee: ‘Er moet iets gaande zijn in de zee, diep onder water.’ Naar zijn zienswijze wordt wind veroorzaakt door zeegolven, ta olanan ta manda bientu. En beroering diep onder het wateroppervlak is de oorzaak van golven.

Vroeger was men van mening, dat er geen levenloze natuur bestond. Alles groeit, ook steenmassa’s, rotsen, plateaus en bergen, als het maar regent. In feite worden de meeste bergen kleiner, omdat de regen honderden kubieke meters zand en gruis afvoert. In het oude Papiaments kent men ook de uitdrukking: hij groeit als een rots.

Hoezeer de bevolking met de natuur is vergroeid, blijkt ook uit het gebruik van oost en west in het dagelijks leven: beoosten dat huis, ten zuiden van die boom. Het toppunt hiervan kan men waarnemen op Bonaire, waar iedereen alle vier de windrichtingen aanvoelt, ook al waait het niet, ook al staat de zon loodrecht boven de mens. Als een dienstmeisje de tafel dekt in de pastorie, legt ze het mes ten oosten van het bord, de vork ten westen en de lepel ten noorden. We namen eens de proef met een heel stel jongens in de wildernis van de grote plantage Washington en we waren aldaar omtrent het middaguur. Ik wist van geen noord en zuid meer en moest telkens mijn kompasje gebruiken, maar de jeugd sprak aan een stuk door van: ten noorden van de rots …

Om de volledige tekst te kunnen lezen dient u een gratis account aan te maken.