Door: Paul Brenneker
| Publicatiedatum: SAMBUMBU Deel 10
Feesten
Het oogstfeest, de seú, vond in de regel in april plaats. De maïs moet op een zonnige dag worden gesneden; afsnijden bij betrokken weer zou de maïs een kortere levensduur geven. Maïssnijden is een collectieve arbeid van heel de buurt. Dat maakt het werk lichter en gezelliger en het verzekert je de hulp van iedereen als jouw knoek aan de beurt is. De eigenaar is verplicht de werkers eten en rum te geven. De rum kostte in de oude tijd slechts 40 cent per kan; een vierkante fles, flascu, een gulden. Het snijden begint in de vroegte en gaat door tot in de namiddag, maar niet te laat. Een grote knoek vergt acht dagen achtereen werken. Een geoefende hoornblazer geeft signalen voor begin, rustpauze, eten en drinken. Er wordt gezongen om het tempo erin te houden. De stengels worden afgesneden even onder de pluim, na garganta. Men snijdt zeer snel, met een gewoon mes, cuchu ulandes. De stengels zelf laat men staan: die worden later, zonder enig feest, met een houwer afgekapt en tot schoven samengebonden en dienen als veevoer en ook om het dak te bedekken. Na afloop van het snijden trekt men in feeststoet naar huis, het huis van de eigenaar. Mannen met maïsvlag hebben de leiding. Een maïsvlag bestaat uit een paar stengels met maïspluimen, waaraan dichtbij de kop nog meer pluimen zijn vastgebonden; ook bindt men wel drie bosjes maïs om de rest van de stengel, na su barica, en een vlag van stof er bovenin hoort er ook bij, de nationale vlag. De man draagt deze feestvlag op zijn schouder of steekt hem in de lucht. De vlagdragers worden omgeven door vrouwen die manden vol maïspluimen dragen. Zowel de maïs aan de vlag en als die in de manden mag je mee naar huis nemen. De optocht verloopt traag, want men loopt voor- en achteruit, in rijdansen en zingt op de maat van de agang en koehoorn.
Ramona van Stenen Koraal is Bonairiaanse, ze houdt iedere tweede paasdag een keurige simadan, oogstfeest, met mooie poppen, en dat trekt honderden bezoekers. Zij verklaart: ‘Cosein Beluchi en vrouw Shi Maria zijn de beschermgeesten van de oogst. In de Curaçaose seú is Buchi Wan de hoofdfiguur. De poppen, het echtpaar, worden vaak reeds tijdens het opgroeien van de maïs op het veld geplaatst. Na het oogsten worden ze meegedragen in de optocht. Daarna worden ze aan de vernielzucht van de jeugd prijsgegeven, en als ze flink zijn toegetakeld, verbrand.’
Op een tamboerfeest op Bandariba bleek de 82 jarige Jeje de beste zangeres te zijn, ze ging er helemaal in op en bleek onvermoeibaar. In een pauze zei ze me: ‘Ik moet dit doen ik kan gewoon niet thuis blijven.’
Oude mensen die een georganiseerde en door de radio aangekondigde tamboer zien, schudden meewarig het hoofd: ‘Zo is de tambú niet!’
‘De tamboertrom, barí, is gemaakt van een wijn- of rumtonnetje; doormidden gezaagd dient de helft, bespannen met een schapenvel, als trom, de andere helft als tobbe voor de was.’ (B1256)
Oude pastoors verkondigden: ‘Tambú is door de duivel uitgevonden om de mensen van de kerk af te houden.’
Zamana ki toki is een spel dat zich helaas niet heeft kunnen handhaven. Twee mannen houden twee stokken vast bij wijze van brug. Een derde, de toki, gaat erop staan met een voet op iedere stok. De twee gaan nu deinen met hun zware last op het ritme van de muziek en de toki begint zijn acrobatiek; hij mag met zijn voeten de grond niet raken. Het einde is, dat de toki over een …