Volkskunde van Curacao, Aruba en Bonaire

Paul Brenneker

Huis


Door: Paul Brenneker  | Publicatiedatum: SAMBUMBU Deel 1
Wonen


Een huis dient in deze streken meer als schutplaats tegen zon, regen, inkijk, ongedierte en boze geesten, dan juist als woongelegenheid. Het dagelijks leven speelt zich, ook thans nog in de buitendistricten, vooral af in de buitenlucht, in de schaduw van het huis, onder een boom, onder een afdak. In feite echter zijn de meeste mensen zo ver, dat zij op het ogenblik een huis bezitten, dat in Europese trant is opgetrokken. De een doet het, de ander kan niet achterblijven. Maar er moet toch een grote tegenstand worden overwonnen om het nieuwe huis te betrekken. Iets wat wel zeer duidelijk aan de dag komt in tientallen stenen huizen, die voor de oude hut zijn gebouwd ‘om de schande van vroeger te bedekken’, maar men blijft in de oude hut wonen totdat deze uit elkaar valt.

Een nieuw huis kost bommen geld; vandaar dat velen halverwege blijven steken. Een oude hut kostte de eigenaar praktisch geen geld: buren en vrienden werden uitgenodigd als arbeider; het materiaal haalde je uit de wildernis. De bouwheer moest hun te eten geven en zorgen voor een stevig rummetje. Hij bleef hun niet meer schuldig dan de morele plicht ook hen te helpen, als zij een huisje gingen bouwen.

De fundamenten werden besprenkeld met het bloed van een geit die door de bouwers werd verorberd. Gold het een aanbouw, dan voldeed een kippetje. In de hoeken werden wat munten en wat zout gemetseld. Vandaar de vele oude grote centen, cen di W, met klei eraan. Zodra de spanten waren bevestigd, werden – en worden nu nog – twee vlaggen gehesen, een nationale en een witte, die vrede vroeg voor het nieuwe huis en zijn bewoners. Voor het bewonen werd het uitgerookt door rook van hoorn aan de oostkant buiten gebrand, en van binnen uitgewierookt door wierook in alle hoeken rond te dragen. Op Bonaire strooide men in alle hoeken gekookte bruine bonen.

De kamer van een ouderwets huisje heet zeer eufemistisch sala. Tegen de muur staan wat stoelen, in het midden twee grotere, liefst schommelstoelen en daar midden tussenin een tafeltje met wat kunstbloemen. De muren hangen vol heiligenbeeltenissen en exotische schilderijen: een kasteel, maanlandschap of waterval. Vaak twee dezelfde naast elkaar. In de regel zie je nog een apart tafeltje of schapje, geheel gevuld met heiligenbeeldjes en kaarsjes: het altá.

Op de dwarsbalken van een oude hut wordt van alles en nog wat bewaard. En als de hut nog een strodak heeft, dient het stro ook om tal van kleinigheden goed te bewaren en buiten het bereik van kleine kinderen te houden. Aan de wand hangt een petroleumlamp, soms met een blik erboven tegen het walmen.
Enkele huizen te Bandabao kennen reliefs. Op de pilaren van de poort en ook in huis. Als summum van metselkunst brengt men bijna levensgrote mensenfiguren aan.

Wordt een huis oud, dan mag je dat zomaar niet afbreken; het hoofd van het gezin zou sterven. De tand des tijds zorgt wel dat het ineen valt. Dit is de reden dat zovele ontsierende bouwvallen dichtbij een nieuw huis blijven staan.

Op Bonaire, Aruba en op Curaçao in de buitendistricten, bezit ieder een eigen huis. Men trouwt eenvoudigweg niet, voordat er een eigen huis staat. Met het gevolg, dat deze huizen er opvallend proper en goed onderhouden uitzien. Op Bonaire heeft iedereen bovendien nog een knoek, ergens ver weg, met een hutje, waar men maandenlang in woont, behalve zaterdags en zondagsmorgens. Ook deze hutten munten uit door properheid.

De in doelmatigheid nog nooit overtroffen volkswoning is de oude strohut, cas di jerba, cas di …

Om de volledige tekst te kunnen lezen dient u een gratis account aan te maken.