Volkskunde van Curacao, Aruba en Bonaire

Paul Brenneker

Opvoeding


Door: Paul Brenneker  | Publicatiedatum: SAMBUMBU Deel 1
Opvoeding


Het is als een wet van Meden en Perzen dat de vrijheid van een groot meisje aan strenge banden moet worden gelegd, terwijl de grote jongens bijna volkomen vrijheid genieten. Dat er ook vroeger tegen deze beknotting wel bezwaren zijn gemaakt, bewijst een oud liedje, waarin een jongedame zelf aan het woord is: ‘Mama wil niet, dat ik hierheen ga. Mama wil niet, dat ik daarheen ga. Mama moet mij in een glazen kastje opsluiten en dan naar een zusterklooster sturen.’ (opn. 247).

De pedagogische stelling, dat de eerste kinderjaren de belangrijkste zijn voor de vorming van een kind, wordt bevestigd door een spreekwoord, dat zegt: De adem van de moeder is het ongeluk van een slecht kind: rosea di mama ta desgracia di mal jiu.

Een prachtopvoeder, een die plastisch te werk ging, was Cornés, vader van Martilio. Veertig jaar geleden moest Martilio naar Cuba, suikerriet snijden. De armoede dwong hem als zovele anderen. Zijn vader toonde zich bij het afscheid zeer bedroefd. Martilio zei hem: ‘Vader, huil niet, ik ga met God.’ Toen ging vader even de koraal in, raapte tien steentjes op, deed ze in een doekje en gaf ze zijn zoon met de woorden: ‘Hier, dit zijn de tien geboden, neem die op al je wegen mee.’

Zeven jaar is Martilio weggebleven. Nu hij oud is, bewaart hij nog steeds de steentjes, achter de spiegel. En hij heeft zijn familie verzocht ze hem mee te geven in zijn doodskist. Mocht dit worden vergeten en vindt men later de steentjes, dan moeten ze in het zand boven zijn graf worden begraven.

Marie Wan Pe herinnert zich al de pedagogische lessen, die haar vader haar gaf, nog zeer goed. ‘Kinderen, jullie worden groot. Loop nooit achter geld aan. Want wie geld zoekt, bederft zijn leven. Zoek de mensen; wie de mensen zoekt, zal een lang leven hebben.’

Een oude vader had zeven grote kinderen. Hij zei: ‘Ga in de wildernis zeven stokken kappen.’ Toen ze hem de stokken brachten, zei hij: ‘Bind ze samen en breek die bussel door.’ Ze bonden ze samen en probeerden allen de bussel te breken, maar ze konden het niet. De vader zei: ‘Maak ze los en breek ze één voor één. Ze maakten ze los en braken ze één voor één doormidden. En toen zei de vader: ‘Als ik dood ben en jullie trekken je van elkaar niets aan, zul je één voor één gebroken worden.’

‘Als grote mensen aan het praten waren, werden kinderen naar buiten gestuurd. Tegenwoordig mogen ze overal bij blijven en horen ze van alles wat ze niet moeten horen. Mijn vader wilde ook niet hebben, dat wij iets kochten zonder direct te betalen. Anders leerden we een slechte gewoonte en zouden we later veel te gauw wat lenen en dat zou alleen maar ruzie en scheldpartijen geven.’
Dan wacht Marie een poosje. Ze peinst en schudt het hoofd: ‘Wij oude ervaren mensen zeggen vaak tegen elkaar: Halen al die lessen aan de jeugd en al die opvoeding wel wat uit? Ze moesten de vaders en moeders maar eens lessen geven, hoe ze kinderen moeten opvoeden, dat zou beter zijn!’

Verreweg het grootste deel van de Curaçaose bevolking stamt af van de negerslaven, destijds ingevoerd uit Afrika. Dit is historie en mag ook in de geschiedkundige verhandelingen worden gezegd, maar in het leven van iedere dag is zowel het woord neger als Afrikaanse afstamming, als slavernij en al wat daarmee samenhangt taboe. Het herinnert aan te veel vernedering, onrecht, dwangarbeid, mishandeling, slaag en armoede.

Alleen in de mond van niet-zwarten, …

Om de volledige tekst te kunnen lezen dient u een gratis account aan te maken.