Door: Paul Brenneker
| Publicatiedatum: SAMBUMBU Deel 5
Taal, Papiamentu
In de kostbare verzameling van de heer Louis Ricardo, lag tussen zeldzame boeken en geschriften ook een geschreven STUDIE OVER HET PAPIAMENTS uit het jaar 1877, van de hand van zijn oom A. Jesurun. Het is een korte (twintig bladzijden), heldere en gefundeerde uiteenzetting, die getuigt van eruditie en talenkennis.
De auteur neemt een dubbele houding aan tegenover de volkstaal, en is hierin de spreekbuis van wat men in zijn kringen algemeen dacht: hij bewondert de schoonheden en betreurt de verspreiding.
Hier het begin van ‘Enige beschouwingen over de volkstaal van Curaçao.’
,,Op het eiland Curaçao en de naburige eilanden Bonaire en Aruba wordt algemeen gebruik gemaakt van een PATOIS of volkstaal, die oud-Spaansch en Portugeesch tot grondslag heeft, en waarin een niet onaanzienlijk aantal Hollandsche woorden, meestentijds met een zeer gewijzigde uitspraak, voorkomt.
Aan deze taal is van oudsaf de naam ‘Papiamentu’ toegekend.
Den oorsprong van dezen naam, aan de volkstaal gegeven, vinden wij in het oud- Spaansch werkwoord PAPEAR, dat het denkbeeld voorstelde of de betekenis had van SPREKEN ZONDER KENNIS.
Uit dit werkwoord is afgeleid de naam van onze volkstaal door toevoeging van MENTU (Spaansch MIENTO, Portugeesch MENTO); zoodat de naam der volkstaal den zin teruggeeft van SPREKING of SPRAAK.
Het is wel aan te nemen dat de Spanjaarden het woord PAPEAR zullen hebben toegepast op de taal, door de ingevoerde slaven gebezigd, om zich bij hunne meesters verstaanbaar te maken, en dat hieruit de benaming of het woord is ontstaan, waarmede men de volkstaal aan-duidde.’
‘Over het Papiëmentsch en zijne eigenaardigheden is, zoover ons bekend, nimmer een studie in het licht gegeven. Wel is er herhaaldelijk op het nadeel gewezen van het bezigen in den algemeenen omgang, zelfs in de beste kringen onzer maatschappij, van het PATOIS des lands, waardoor in de eerste plaats het aanleeren der moedertaal of van eenige vreemde taal ten zeerste wordt bemoeilijkt, en in de tweede plaats gemakkelijkheid in het gebruik der Nederlandsche of eenige andere taal onmogelijk wordt gemaakt.
Het voortbestaan dier landstaal is daarom een betreurenswaardig feit. Des te be-treurenswaardiger, omdat zij met geen mogelijkheid uit den algemeenen omgang verdreven kan worden. Dag aan dag wint zij veld. Vreemdelingen en Nederlanders, zich hier vestigende, leeren haar aan, en hunne kinderen drukken zich daarin met grooter gemakkelijkheid uit dan in de taal hunner ouders.
Hoe wenschelijk het ook mocht worden geacht, dat die volkstaal niet de algemeene taal des lands ware, sluit die wensch de noodzakelijkheid niet uit van een studie over die volkstaal, vooral dan niet waar er een genootschap in het leven is geroepen voor de Geschied-, Taal-, en Volkenkunde der Nederlandsche Antillen, van welke het eiland Curaçao de hoofd-plaats is.’
‘Het geldt hier geenszins een studie of beschouwingen over den oorsprong der spraak. Het Papiëmentsch is UNE LANGUE D’ENFANT. Het heeft veel overeenkomst met de primitieve talen, omdat het noch van verbuigingen noch van vervoegingen afweet. De tijden der werkwoorden worden wel aangeduid, doch slechts met hulpwerkwoorden.
Het is een taal, gevormd door minder ontwikkelden, die lezen noch schrijven konden, en die meestentijds op het geluid afgingen van de woorden, die in hun omgeving geuit werden.
Het heeft als taal der kinderen iets kernachtigs, en aan de denkbeelden wordt door stembuigingen meer of minder kracht bijgezet.
Van hier de moeilijkheid voor volwassen vreemdelingen om van die volkstaal met hare eigenaardige SCHOONHEDEN volledige kennis te verkrijgen.
Kinderen daarentegen, IMITATEURS PAR EXCELLENCE, worden zeer spoedig met al de eigenaardigheden der volkstaal vertrouwd.
De verbreiding dezer volkstaal onder de hoogere standen onzer maatschappij in vroeger jaren …