Volkskunde van Curacao, Aruba en Bonaire

Paul Brenneker

Dood


Door: Paul Brenneker  | Publicatiedatum: SAMBUMBU Deel 6
Dood


Namen van personen en plaatsen in dit hoofdstuk zijn fictief.
 
‘Ik ben bang voor een kerkhof, bang dat de geesten mij iets zullen doen. Nooit zou ik er ’s avonds binnen durven gaan. Maar mensen die er vlakbij wonen zeggen dat er geen beter gezelschap bestaat dan dat van doden.’ Dit is de opinie van een jonge vrouw.

‘Ik heb horen zeggen dat doodgravers goed betaald worden voor verschillende karweitjes, vooral voor het begraven van allerlei dingen op een plaats waar pas ie­mand begraven is.’

‘Op het kerkhof van Santa Maria werd jaren geleden eens een kind begraven. De volgende ochtend ging men de pastoor waarschuwen, dat het graf was openge­maakt, de kist stond naast de zandhoop, maar was leeg. De politie werd in kennis gesteld, en verscheen, maar is er nooit achter gekomen wie het gedaan had en waarom.’

‘Men gaat naar het kerkhof om er te pra­ten met de geest van een overledene of om wat zand van zijn graf weg te halen. Dat betalen ze met zeven centen. Het zand mengen ze met wat peper en gooien het voor de deur van een vijand. Dit brengt ruzie zonder einde in dat huis. Ook vraagt men op het graf de dode of hij zelf van­wege het zand de persoon kwaad wil doen. Bij het grote kruis midden op het kerkhof bidt men tot Sint Elias, bezitter van de sleutel van het kerkhof. Men verzoekt hem een bepaalde geest op zijn vijand af te sturen. Ze offeren hem dan een sigaar, een klein flesje rum en wat eten, b.v. een gebraden totolica of chuchubi, en wat brood.’ (B1108)

‘Als je weet dat iemand je op het kerk­hof heeft begraven (foto of poppetje), dan moet je er precies ’s middags om twaalf uur heengaan en knielen op het kruispunt van de twee hoofdpaden en daar bidden tot de Baron di Cemeterio, dan zal je ketting worden verbroken. Je kunt dan ook nog zand van het kerkhof meenemen en dat mengen met vliegpoeder, polvo buladora, en dat in het  huis van je vijand strooien; je brengt er onheil.’ (B818)

DOODSBEENDEREN worden van het kerkhof weggehaald voor verkeerde doel­einden, om er mensen mee suf te maken. Ze begraven ze voor iemands deur. Zo’n bot kost 15 of 20 gulden, het ligt eraan welk soort bot je wilt hebben.’ (B602)

‘Op Santa Maria heeft men iemand over de muur van het kerkhof zien klimmen, hij kwam met doodsbeenderen terug.’

‘Ik kan u het huis aanwijzen waar een vijand een doodshoofd voor de deur in de grond heeft begraven. Zo’n schedel is duur. Voor een complete, met onderkaak, betaal je gauw een 200 gulden.’

‘Marti de doodgraver kwam eens thuis met een doodshoofd met veel gouden tan­den. Maar de schedel gaf hem geen rust. Iedere nacht kreeg hij de indruk, dat die gouden tanden met hem praatten, en dat de kop hem aangrijnsde. Hij heeft hem weer meegenomen naar het kerkhof en hem opnieuw begraven. Tegen zijn familie zei hij dat die dode hem niet met rust liet.’ (B601)

‘Chentu de doodgraver was eens bezig op het kerkhof, toen een vrouw naar hem toekwam met een mooi verpakte doos. Ze verzocht hem de doos te begraven naast iemand die pas gestorven was en gaf hem 25 gulden. Toen de vrouw weg was maakte hij de doos open: een verse geitebout met tomaten, peper en veel specerijen, en daar­op een foto met zeven spelden vastgeprikt, een foto van een man. Hij haalde de foto en de spelden eraf, ging naar de zee en waste het …

Om de volledige tekst te kunnen lezen dient u een gratis account aan te maken.