Volkskunde van Curacao, Aruba en Bonaire

Paul Brenneker

Dood


Door: Paul Brenneker  | Publicatiedatum: SAMBUMBU Deel 6
Dood


Bij een overlijdensbezoek brengen vooral familie en kennissen kaarsen mee. Het zijn lange stearinekaarsen, bela di permuset. En die moeten allemaal minstens even branden bij het lijk. Eerst worden die van een oudste zoon of echtgenoot opgestoken, later de anderen. De grote voorraad kaar­sen die overblijft na de begrafenis wordt gedeeltelijk meegegeven aan hen die de acht dagen komen bidden, met het verzoek ook thuis nog de overledene te gedenken. Een gedeelte bewaart men, waarvan ook een partij naar de kerk gaat voor de mis tot zielerust van de overledene. Dodekaarsen worden nooit gebruikt om voor heili­gen te branden. Ook niet voor een bedie­ning. In uiterste nood, snijdt men wel het onderste deel ervan af, niet dat deel wat voor de dode heeft gebrand. Men kijkt wel uit aan wie men de dodekaarsen meegeeft. Niettemin komt een aanmerkelijk deel hiervan toch in de brua terecht. Brua geeft voorkeur aan die welke bij een dode heb­ben gestaan die door een ongeluk om het leven kwam. Toen een begrafenisonderne­ming eens een grote hoeveelheid dodekaarsen bij Hato wilde dumpen, bevonden zich daar, al dan niet toevallig, talrijke kaarsenvissers, die gemakkelijk werk hadden en met rijke buit naar huis keerden.

‘Je steekt een dode spelden in zijn kleed ten teken van afscheid. Anderen leggen hun hand op de dode en zeggen hem wat ze op het hart hebben. Weer anderen ne­men de lengte van beminde personen in reepjes goed en geven die de dode mee, opdat deze alle ziekten waaraan zij lijden mee mogen nemen.

Velen lachen je uit als je de dode een paar woorden toespreekt. Maar je doet het, omdat die dode wat voor jou gedaan heeft. Bijvoorbeeld een buur van je is ge­storven. Nu is je eigen moeder reeds dood. Je vraagt de overledene je moeder te groe­ten wanneer hij haar ontmoet en haar te verzoeken voor jou te bidden bij God. En als zij in het hemelrijk is aangekomen aan jou mag denken, want je hebt na haar heengaan niemand meer die je helpt.

Er zitten bij zo’n dode mensen met hun zakdoek voor het gezicht. Maar ze doen alsof, ze lachen je uit. Jij komt van het lijk terug en huilt om de dode bij wie je koffie hebt gedronken, die bonen voor je bewaarde om te koken, met wie je veel praatte en zo. Zij lachen, maar jij huilt echt omdat je zijn heengaan erg betreurt.’ (B1566)
‘Een dode stond eens opgebaard en mensen kwamen kondoleren. Ze legden hun hand op de dode en staken een speld in het doodskleed. Maar een vrouw werd erop betrapt dat ze het lijk een papiertje vol namen van mensen in de hand stopte. Toen ze ontdekt was, ging ze er meteen van­door.’ (B754)

‘Bruamensen vragen lijkaflegsters een kruik met water waarmee een lijk gewas­sen is. Ze maken er een preparaat van om voor de deur van een vijand te sprenkelen. Zo’n vijand wordt daardoor getroffen, zo­dat hij zijn hele leven blijft lijden. Of men begraaft een fles met het onheilwater in de koraal van iemand die ze kwaad willen doen. De overledene die met dat water is gewassen blijft dan de wacht houden aan de poort van de koraal.’ (B842)

‘Op Aruba trekt men de dode aan de neus, voordat de kist wordt gesloten, trek nanishi. Is de kist in het graf neergelaten, dan moeten alle aanwezigen er een steen op gooien. Eens namen de dragers de kist op toen een vijandig mens op bezoek kwam. Hij had altijd gezworen de dode te zullen negeren ook als hij op weg was om begra­ven te worden. Op …

Om de volledige tekst te kunnen lezen dient u een gratis account aan te maken.