Door: Paul Brenneker
| Publicatiedatum: SAMBUMBU Deel 10
Opvoeding
Een vrouw zegt tot haar buurvrouw: ‘Opdat mijn kinderen die van jou niet bederven en die van jou de mijne niet, laat ik mijn kinderen alleen binnen de koraal spelen.’
‘Om een kind zoet te houden kookte de moeder wat anezak, drie pitjes, en deed er wat suiker bij. Ze maakte een soort speen van goed en doopte die in het kooksel.’ (B2377)
Een oude man denkt na en zegt: ‘Als wij de kunst verstaan met elkaar te leven, hebben we kultuur.’
‘Kan een kind niet goed praten, dan schiet men een chuchubi, de beste prater van alle vogels, met een pijl, braadt zijn kop en geeft die het kind te eten.’
Op Bandabao mocht in de oude tijd een jongeman pas als hij twintig jaar was, alleen naar de stad gaan.
Veel moeders laten hun zoontjes de haren groeien totdat ze goed kunnen praten, want kort haar is een hindernis voor het leren spreken.’
‘Kinderen aten ’s morgens pap van Doesman-meel, kregen wat gebakken foenchi met bruine suiker in een papier gewikkeld mee naar school en trokken hun alpargaten pas aan bij de poort van de school.’ (B1032)
‘Een straf uit de oude tijd was een kind op de knieën zetten op een plaats waar men zand heeft gestrooid; als dan de knieën pijn begonnen te doen mocht je opstaan nadat je eerst vergiffenis had gevraagd.’ (B2392)
Een kind zegt: ‘Jammer dat ik thuis niet de oudste ben, dan zou ik de anderen kunnen bevelen.’
Een oude vrouw op stellige toon: ‘Ouders kennen hun kinderen niet, noch de moeder noch de vader, de peettante weet wat er omgaat in een kind.’
Het was in vroeger tijden gewoonte dat heel de familie samen geheel ontkleed ging baden, ouden en jongeren, niemand nam daar aanstoot aan; ‘tegenwoordig kan dat niet meer, djolibra!’
‘Meisjes van tegenwoordig zijn vreemd. Ze gaan gewoon overal heen. Wij mochten niet door Hanchi Moordenaar lopen, geen kwestie van! Veel straten en steegjes kenden wij gewoon niet.’ (B1787)