Volkskunde van Curacao, Aruba en Bonaire

Paul Brenneker

Familie

Opvoeding
Een vrouw zegt tot haar buurvrouw: ‘Opdat mijn kinderen die van jou niet bederven en die van jou de mijne niet, laat ik mijn kinderen alleen binnen de koraal spelen.’
 
‘Om een kind zoet te houden kookte de moeder wat anezak, drie pitjes, en deed er wat suiker bij. Ze maakte een soort speen van goed en doopte die in het kooksel.’ (B2377)
 
Een oude man denkt na en zegt: ‘Als wij de kunst verstaan met elkaar te leven, hebben we kultuur.’
 
‘Kan een kind niet goed praten, dan schiet men een chuchubi, de beste prater van… lees verder »
Pipita
Papa heeft duidelijk laten merken, dat hij allerminst tevreden is over de jonge­man, waarmee zijn dochter bevriend is.
Maar nu breekt hij los. Met de vaart waarmee hij de koraal binnenreed, was al te merken, dat er onweer op komst was.
‘En nou is het uit met die knul. Hele­maal uit, en voorgoed! Zo niet, dan ga je nu, op staande voet, mijn huis uit. Een snotneus van zeventien die ik op Campo ontmoet, trouwen met mijn dochter, dat nooit!’
 
Curaçaoënaars vormen een raadselach­tig unicum in de volkengemeenschap.
Ze bezitten namelijk geen zin voor hu­mor. Een merkwaardige lacune.
Het… lees verder »
Opvoeding
Het is als een wet van Meden en Perzen dat de vrijheid van een groot meisje aan strenge banden moet worden gelegd, terwijl de grote jongens bijna volkomen vrijheid genieten. Dat er ook vroeger tegen deze beknotting wel bezwaren zijn gemaakt, bewijst een oud liedje, waarin een jongedame zelf aan het woord is: ‘Mama wil niet, dat ik hierheen ga. Mama wil niet, dat ik daarheen ga. Mama moet mij in een glazen kastje opsluiten en dan naar een zusterklooster sturen.’ (opn. 247).

De pedagogische stelling, dat de eerste kinderjaren de belangrijkste zijn voor de vorming van een kind,… lees verder »